Het verhaal van Wassenaar
Het Verhaal van Wassenaar; de historie van landschap, stedenbouw en architectuur
Het Verhaal van Wassenaar beschrijft de boven- en ondergrondse historie van landschap, stedenbouw en architectuur In Wassenaar. Het verhaal van Wassenaar is voor iedereen die belangstelling heeft voor de geschiedenis van Wassenaar. Het Verhaal toont de kracht van landschap, stedenbouw en architectuur voor andere sectoren, zoals het aantrekkelijke vestigingsklimaat, economie, toerisme en recreatie, en dorpsmarketing. Het Verhaal biedt de basis om de unieke kwaliteiten toekomst te geven: door de kwaliteiten te kennen kunnen we ze veiligstellen, uitdragen en er zorgvuldig mee omgaan. Het Verhaal is nooit af, de geschiedenis is nooit klaar.
Buitenplaats Backershagen
Backershagen kent een lange, rijke geschiedenis. Het landgoed is ontstaan uit een viertal boerderijen, die naast elkaar lagen tussen de Rijksstraatweg en de Zijlwatering. Van de meest noordelijke, en tevens oudste boerderij, gaan de schriftelijke bronnen terug tot 1359. Eind zeventiende eeuw is deze boerderij afgebroken. Ten zuiden hiervan lag een vermoedelijk zestiende-eeuwse boerderij, die in 1681 is aangekocht door de Amsterdamse medicus Joannes van Wassenaar (1637-1681). Hij overlijdt nog in hetzelfde jaar. Zijn weduwe, Elisabeth van Moor (1637-1723) gebruikt de herenkamer van de boerderij als buitenverblijf. Een aanwijzing hiervoor zou zijn dat ten noorden ervan een visvijver lag en er was een grote boomgaard. Dat maakt het meer dan een gewone boerderij. Als verpachtster kon Elisabeth behalve van de gezonde buitenlucht ook genieten van de verse producten die haar boerderij voortbracht. Zo werd de basis gelegd voor de buitenplaats die zich hier zou ontwikkelen.
Mr. Cornelis Backer
Na haar overlijden in 1723 gaat haar nalatenschap naar drie kleinkinderen. Een van hen, Maria Clara van Hagen (1703-1765), trouwt in hetzelfde jaar met de Amsterdamse regent mr. Cornelis Backer (1693-1775). Door uitkoop van beide zwagers en aankoop van de landerijen in 1728, die grenzen aan De Paauw, is Backer in staat een ruim formeel park met een geometrische structuur aan te leggen. De genoemde visvijvers zouden er deel van uitmaken. Ook werd een met bomen beplante oprijlaan naar de Rijksstraatweg aangelegd. De entree wordt gemarkeerd door het nog bestaande smeedijzeren toegangshek met de naam Backershagen; een samenvoeging van hun beider achternamen: Backer-Hagen. Voor de boerderij plaatsen ze een ondiep voorhuis, waardoor de boerderij meer de allure van een buitenhuis krijgt.
Belangstelling voor moestuinen en vogels
Veel belangstelling heeft het echtpaar voor het tuinieren. Dat blijkt onder meer uit de grote moestuinen met kassen aan weerszijden van het huis. Hier hield Backer zich bezig met het kweken van ananassen en perziken. Dit past binnen de toenmalige groeiende belangstelling voor exotische gewassen. Opmerkelijk is ook de aanwezigheid van een zeer grote volière naast het huis. Behalve uiteenlopende soorten inheemse vogels worden er exotische vogels gehouden. Er is zelfs naast meerdere tuinlieden, een ‘phasantier’, of te wel dierenverzorger in dienst. Uniek is dat sommige onderdelen in de parkaanleg na bijna 300 jaar nog steeds herkenbaar zijn. Denk daarbij aan de waterkom met een verhoging waarop twee zeer oude, geknotte lindenbomen staan, evenals de structuur van de moestuinen en natuurlijk het toegangshek.
Na het overlijden van hun ouders kochten de twee kinderen Backer, Willem Jan (1744-1780) en Clara Elisabeth (1746-1818) in 1772 de twee zuidelijke boerderijen aan. De een heette de Capoenswoning, naar Jacob Capoensz, die sinds 1403 eigenaar was. Rond 1610 is deze boerderij afgebrand en voegde de Haagse advocaat, Reynier van Persijn, het land aan zijn grondbezit toe. Hij is op dat moment namelijk al eigenaar van de vierde en meest zuidelijke boerderij, die heel toepasselijk Persijnswoning werd genoemd.
Park in vroege landschapstijl
De twee vrijgezelle kinderen hebben de belangstelling voor het tuinieren en buitenleven van hun ouders meegekregen. In 1772 voegen zij 19 hectare grond toe aan Backershagen om zelf een park te ontwikkelen volgens de toenmalige mode van de vroege landschapstijl. Het wordt een park vol verrassingen met een ingewikkeld slingerend padenpatroon en bosbeekjes, evenals open weides en een hertenkamp. Het is wederom uniek dat deze eeuwenoude structuren, evenals enkele gebouwde onderdelen, waaronder de theekoepel, de hermitage grot en het hertenhuisje, bewaard zijn gebleven. Nog eenmaal in 1798 koopt Clara gronden aan ten noorden van het landgoed, zodat de gronden zich uitstrekken tot aan de Schouwweg. Met haar overlijden in 1818 sterft deze tak van de familie Backer uit en wordt het landgoed geveild.
Een volgende fase in de ontwikkeling van Backershagen vindt plaats als jhr. Mr. Jan de la Bassecour Caan (1786-1842) eigenaar is. Hij laat het woonhuis verbouwen en legt een voorpark in landschapsstijl aan naar ontwerp van J.P. Zocher jr. Er komen brede zichtassen richting de weg en de beide waterpartijen aan de noordzijde van het huis worden tot een geheel vergraven.
Prins Frederik der Nederlanden
Vanaf 1846 maakt Backershagen deel uit van een enorm landgoed dat prins Frederik der Nederlanden weet te verwerven in Voorschoten en Wassenaar. Het gaat een geheel vormen met De Paauw, Raaphorst, Eikenhorst, Ter Horst en Groot Haesebroek. De prins geeft de Duitse landschapsarchitect Eduard Petzold opdracht de parken via wegen met elkaar te verbinden en enkele aanpassingen door te voeren. Zo wordt de Hertenkamp verplaatst naar het noordelijk deel van Groot Haesebroek. De bouwkundige onderdelen ontwerpt de hofarchitect van de prins, Hermann Wentzel (1820-1889). Het gaat om bruggen en een keermuur bij de hermitage. Hij verbouwt het hertenhuisje. Het wordt een pittoresk speelhuisje voor de jongste dochter van prins Frederik, prinses Marie (1841-1910). Ook het hoofdhuis, dat vooral als gastenverblijf is bestemd, geeft Wentzel een meer representatieve uitstraling.
Uiteenvallen Backershagen
Na het overlijden van prins Frederik in 1881 erft prinses Marie zijn bezittingen. Met uitzondering van De Paauw en Backershagen verkoopt zij haar bezit. Na haar overlijden in 1910 valt Backershagen uiteen in zes forse kavels. In de open ruimten van het oude park worden villa’s gebouwd als eigentijdse eilandjes in een historisch ensemble. Helemaal in het noorden, tussen het huis Backershagen en De Paauw, ligt Beukhaghe. De witte villa uit 1913 heeft de bijnaam ‘Het huis met het blauwe dak’.
Bouwen van Meyland en Wiltzangk
Kort na elkaar zijn vanaf 1912 de villa’s Meyland en Wiltzangk in Engelse landhuisstijl gebouwd door de Rotterdammer Frits Weise en zijn familie. Het ontwerp van de tuinen is van de destijds toonaangevende tuinarchitect Dirk Tersteeg. Tersteeg combineert twee stijlen: dichtbij de villa een geometrische stijl met een duidelijke middenas; en daaromheen een meer landschappelijke stijl. Meyland ligt op de weiden aan de rand van de oude parkzone van Backershagen. Mogelijk komt daar de naam Meyland vandaan: (hooi)weiden. Deze villa is tegenwoordig de residentie van de ambassadeur van India, terwijl Wiltzangk dat voor Iran is; beide rijksmonumenten zijn bijzondere samenhangende ensembles, maar niet toegankelijk.
Huize Ivicke
Dat geldt ook voor de vijfde villa, Huize Ivicke. Dit rijksmonument ligt aan de andere zijde van de Rust en Vreugdlaan. Het landhuis uit 1913 is een vrij getrouwe kopie van het achttiende-eeuwse ‘Eremitageslottet’, een jachtslot dat ten noorden van Kopenhagen ligt. Rond het huis ligt een meer formele tuin, terwijl eromheen de oude achttiende-eeuwse parkaanleg van Backershagen behouden is. Tot slot is op Backershagen het niet voltooide buiten De Hartenkamp herkenbaar. Er resteren meerdere dienstwoningen, tuinmuren van het moestuinterrein en twee toegangshekken. Deze laatste staan aan de zijde van de Rijksstraatweg en aan de Backershagenlaan; elk voorzien van de naam De Hartenkamp.
Backershagen wordt in de jaren ’10 en ’20 van de twintigste eeuw bewoond door mr. Allart G.N. Swart. Hij verplaatst de entree naar de Backershagenlaan, waarna dit parkdeel een landschappelijke aanleg krijgt naar ontwerp van Leonard A. Springer (1855-1940); ten zuiden hiervan verrijst vanaf 1937 het Rijnlands Lyceum. In 1974 brandt het landhuis op Backershagen volledig uit. Pas in 1984 wordt gestart met de bouw van een appartementencomplex, waarvan de hoofdvorm verwijst naar het hoofdhuis zoals het er rond 1850 stond. Een nieuwe toevoeging zijn de twee grote appartementencomplexen aan weerszijden van het voorplein.
Aankoop door de gemeente
In 1955 koopt de gemeente Wassenaar het park De Hartenkamp en delen van Beukhaghe, Backershagen en Wiltzangk. Samen met delen van De Paauw, Rust en Vreugd en Wittenburg worden het geheel in 1961 opengesteld als een groot wandelpark. Het vrijwel aangesloten gebied met zijn hoge erfgoed- en natuurwaarden staat nu bekend als de Wassenaarse Landgoederenzone. De appartementencomplexen en de onmiddellijke omgeving van de gebouwen is particulier bezit en niet toegankelijk. Behalve de verschillende monumentale onderdelen heeft ook het gehele park van Backershagen de status van rijksmonument.
Buitenplaats Huize De Paauw
Buitenplaats De Paauw is ontstaan in de zeventiende eeuw op het grondgebied van twee oudere boerenhofsteden. Deze boerenhofsteden lagen vlakbij de kruising van de Heerweg (Rijksstraatweg) en de Lange Kerkdam en bestonden al in de eerste helft van de zestiende eeuw.
Een van de boerenhofsteden werd als bezit van de Delftse regent mr. Cornelis Arentsz. van der Dussen ‘thuijs te Paeu’ genoemd. Er waren weilanden, teelland en er werd vlas geteeld voor het maken van touw.
Bouw van een landhuis
In 1680 werd Johan Diederik van Hoeufft, heer van Buttinge en Zandvoort (1647-1712) eigenaar. Er werd een landhuis gebouwd. Dit landhuis is het middeldeel van het huidige huis. Er omheen werd een indrukwekkend park aangelegd in een geometrische tuinstijl met in het midden een oprijlaan die uitkwam op de Heerweg. Een inrijhek met grote hekpijlers markeerde de entree. Uit deze periode dateren de rechthoekige kwekerij naast het huis en het lindenlaantje in het achterpark. Het was op dat moment met Duinrell de grootste buitenplaats van Wassenaar.
In de periode tussen 1770 en 1816 was Adriaan Pieter Twent (1745-1816) eigenaar van de buitenplaats. Hij was politicus en bestuurder met veel belangstelling voor de landbouw en de natuur. Vermoedelijk naar zijn eigen inzichten liet hij stapsgewijs een park aanleggen in de vroege landschapsstijl met een slingerende waterpartij in het achterpark. Enkele, inmiddels bijna 250 jaar oude bomen, waaronder een beuk met een omtrek van circa zeven meter langs het water en de plataan en linde bij het huis, stammen uit deze periode.
Seringenberg
In 1783 kocht Twent, Raaphorst. Dit ligt tegenover De Paauw. Twent creëerde in dit duingebied een overbos waar schapen werden gehouden en een naaldbos en een vijver werden aangelegd. Twent liet een grote heuvel opwerpen met daarop een uitkijkkoepel, die fraai uitzicht biedt over het resultaat van zijn werkzaamheden. Deze staat nu bekend als de Seringenberg.
Prins Frederik der Nederlanden
In 1838 kocht Prins Frederik der Nederlanden Huize De Paauw als buitenverblijf voor zijn gezin. Het zou de kern worden van het meest omvangrijke landgoed van ons land dat zich uitstrekte van de Veurseweg in Voorschoten tot aan de duinen nabij de kust.
Als eerste zijn naar ontwerp van Jan David Zocher jr tegen het bestaande huis twee houten rechthoekige aanbouwen met halfronde erkers gebouwd en een bordes met een veranda. Ook aan de achterzijde kwam een halfronde uitbouw, van waar men een fraai uitzicht heeft over de waterpartij. De prins gaf dezelfde Zocher jr. opdracht een plan te maken voor het creëren van zichtlijnen en wandelpaden op de Paauw. Dit gebeurde ook op buitenplaatsen Raaphorst en Ter Horst. Hierdoor ontstond een groot samenhangend wandelpark, dat ook benut wordt voor de jacht.
Prins Frederik Parkenroute
Prins Frederik verbleef graag en veel op De Paauw met zijn gezin. Hij ontving er familie en gasten die hij liet genieten van de parken en landerijen op zijn uitgestrekte landgoed. In 1854 kocht de prins als laatste Groot Haesebroek. De Duits tuinarchitect Eduard Petzold maakte een totaalplan om de zelfstandige buitenplaatsen via wegen met elkaar verbinden. Zo waren er per koets verschillende routes af te leggen over de uitgestrekte bezittingen. Dit samenstel van wegen staat nu bekend als Prins Frederiks Parkenroute. De eenheid werd versterkt doordat de hofarchitect van de prins, Hermann Wentel, de verschillende dienstgebouwen en bruggen in een en dezelfde stijl liet uitvoeren.
De Prinsessetuin
Kosten nog moeite werden gespaard. Zo ontwierp Wenztel, De Prinsessetuin naast Huize De Paauw. Dit was een door een pergola omsloten tuinkamer waar prieeltjes met tuinbanken stonden om te genieten van de rijkdom aan planten en bloemen.
Aan de andere zijde van het park lag een van de vele moestuinen van het landgoed. Hier stonden een grote variatie aan boomsoorten en planten.
Het hoofdhuis werd uitgebreid met een gastenvleugel en grote zaal voor het houden van feesten en partijen. De decoratieve, op de klassieke oudheid geïnspireerde, onderdelen kwamen uit Berlijn. Dit is de plaats waar Prins Frederik en zijn echtgenote, prinses Louise, opgroeiden. Het geeft het huis zijn huidige aanzien, waarbij als kers op taart vijf pauwen de voorgevel sieren.
Leeuwen
Op het voorplein waken twee waterspuwende leeuwen bij een bassin nog steeds over het landgoed. Het echtpaar kreeg het cadeau ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijk in 1850 van haar zus en zwager, tsarina Alexandra en tsaar Nicolaas I.
Tot aan het eind van zijn leven werkte prins Frederik samen met Petzold aan de verfraaiing van zijn parken. Gestreefd werd naar een sterke optische ruimtewerking om het park groter te laten lijken dan het in werkelijkheid was. Dit werd onder meer bereikt door het creëren van zichtassen en een vloeiend verloop van bosvakken en waterpartijen. Er ontstonden levende schilderijen door het gebruik van een grote variatie aan loof-, naaldbomen en heesters met verschillende kleurschakeringen en vormen. Deze zorgden op hun beurt voor contrastvorming tussen horizontale en verticale lijnen en leiden tot een sterke dieptewerking.
Uiteenvallen van De Paauw
In 1910 overleed prinses Marie von Wied, de dochter van prins Frederik. Hierna viel het bezit van De Paauw grotendeels uiteen. Een gedeelte werd verkaveld voor villabouw. Het hoofd- en koetshuis met een deel van het park kwam in handen van de gemeente. Sinds 1924 is het huis in gebruik als raadhuis en is het park als wandelpark openbaar toegankelijk.
Zo goed en kwaad als het kan herstelde de tuinarchitect Hein Otto de oorlogsschade aan het park in de jaren ’50 van de twintigste eeuw.
Huidig herstel
Sinds 2016 wordt opnieuw gewerkt aan het herstel van het park dat als bijzonder cultuurpark inmiddels de status van rijksmonument heeft. Het meest ingrijpende is de restauratie van het exterieur van het huis tussen 2018 en 2022 om het daarmee zijn negentiende-eeuwse uitstraling terug te geven.
Landgoed Rust en Vreugd
Het landgoed Rust en Vreugd ligt voor een deel op een strandwal met kustduinen en voor een deel op een ingesloten strandvlakte.
Rond 1754 werd de afgebrande boerderij gekocht Haagse notaris Johannes Bourcourd. Hij was ook eigenaar van de nabijgelegen buitenplaats Blankenburgh. Bourcourd liet de boerderij opnieuw bouwen.
Zijn zoon Gabriël (1726-1781) erfde in 1760 de bezittingen en kocht Blankenburgh. De naam van de herbouwde boerderij veranderde hij een buitenverblijf met de naam ‘Rust en Vreugde’. De naam was symbolisch voor wat met verwachtte van het buitenleven. Het landgoed strekt zich dan uit tussen de Rijksstraatweg en de Schouwweg.
Park in vroege landschapstijl
Tussen 1761 en 1774 ontstond er een park in de vroege landschapstijl. Het niet vlakke duinlandschap was zeer geschikt voor de aanleg van kleine slingerpaden met een fijnmazig patroon. Met het vrijkomende zand van het graven is een heuvel gemaakt die later met dennen is beplant. Eén van de bouwpercelen vormde een lange zichtas die voor een belangrijk deel nog aanwezig is net als de slingerende ‘ Engelse’ beek bij de Zijlwatering.
De Van Ommerenlaan werd met laanbomen beplant en is als doorgaande weg in 1818 afgesloten. Deze zeldzaam bewaarde parkstructuur van meer dan twee eeuwen oud is het meest bepalend geweest voor de verdere ontwikkeling van het park. Deze achttiende-eeuwse aanleg vormde de belangrijkste kernkwaliteit van het park. Andere waardevolle elementen uit deze periode zijn ook de rechthoekige aanleg van de boomgaard met een moestuin en de bospercelen die aan weerszijden van het landhuis zijn aangeplant.
Neoclassicistische stijl
Een van de volgende eigenaren werd Eduard van der Oudermeulen (1801-1853). Kort nadat hij eigenaar werd van Rust en Vreugd liet hij in 1848 een nieuw landhuis met koesthuis bouwen in neoclassicistische stijl. De parkaanleg werd verder ontwikkeld met nieuwe slingerpaden, deels met laanbomen in een bos met overwegend hakhout.
Er zijn drie bosgebieden waarvan de naam verwijst naar het karakter ervan:
- Het Duin
- Groot Esschenbos
- Groot Eikenbos
Vanuit het huis werden twee nieuwe zichtlijnen gecreëerd. Eén diagonaal over bouwland richting de Rijksstraatweg met zijn kenmerkende lepelvorm, genaamd ‘Het Gezicht’. De andere loopt over bouwland in noordwestelijke richting naar een niet meer bestaande duiventoren in ‘Kluitweide’. De aanleg van een grotere waterpartij, ‘Het Nieuwe Water’ gaf ruimte voor een mooi zicht op de weilanden.
Aankopen werden ook gedaan aan de overzijde van de Rijksstraatweg, waarlangs een theekoepel werd gebouwd. Er werd een overplaats gecreëerd, bestaande uit tuin- en landbouwgronden met een park in landschapsstijl, genaamd ‘Het Nieuwe Werk’. Dichter bij huis werden bloem- en rozenperken aangelegd, terwijl de moestuin werd uitgebreid met een menagerie en kassen.
Voortzetten van het landgoedbeheer
Na 1853 zetten zijn weduwe Alida van Wickevoort Crommelin (1806-1883), hun zoon Cornelis Jan van der Oudermeulen (1838-1904) en kleinzoon Eduard (1867-1937) het landgoedbeheer voort. De omvang en de kwaliteit van het park en de nutstuinen verlenen de familie Van der Oudermeulen (1838-1904) veel status. Voor het beheer en de productie waren veel tuinlieden in dienst de veel prijzen wonnen met de uitzonderlijke gewassen.
Bouw kasteel Oud Wassenaar
Cornelis Jan koopt de aangrenzende gronden van Oud Wassenaar en de Wittenburg. Naar ontwerp van de C.E.A. Petzold kreeg het zuidelijke deel van het park een nieuwe meer landschappelijke aanleg met onder meer een zichtas richting de Laan van Hoogwolde en een meer slingerende waterpartij. Aan de oever hiervan liet Cornelis Jan in 1876-1879 kasteel Oud Wassenaar bouwen.
Van Ommeren
In 1904 viel het familiebezit uiteen en kwam Rust en Vreugd in handen van de Rotterdamse reder Philippus van Ommeren (1861-1945) en zijn echtgenote Alida de Voogt. Zij verwierven vooral bekendheid door hun liefdadigheid. Op Rust en Vreugd boden zij dames, die voor Tesselschade werken, een vakantieverblijf aan in hun verbouwde en gemoderniseerde landhuis.
De Van Ommerens trokken zich ook het lot aan van standgenoten die buiten hun eigen schuld hun vermogen kwijtraakte. In 1926 richtten zij de Wilhelmina Alida Stichting (WAS) op. Enkele jaren later bouwden zij langs de Schouwweg het WAVO-park. Een soort hofje in de vorm van een sikkelvormige maan.
Johannahuis
In 1931 werd het Johannahuis gebouwd. Een appartementencomplex annex zorginstelling voor oudere alleenstaande dames van goede stand en met beperkte financiële middelen. Sinds 2005 is deze functie als verzorgingshuis ondergebracht in het nieuwe appartementencomplex langs de Menkenlaan.
Voor zichzelf bouwde het echtpaar Van Ommeren-de Voogt een villa. De architectuur is enigszins geïnspireerd op wat zij zagen tijdens hun reis naar Egypte. Voor het huis kwam een nieuwe vijverpartij. Philip van Ommeren overleed in 1945, tien jaar na zijn echtgenote. Beiden zijn (op de particuliere begraafplaats (Rust in Vrede) op het landgoed, aan de voet van de dennenheuvel, begraven. Het oude landhuis Rust en Vreugd deed na de oorlog dienst als internaat en rusthuis. Het werd in 1987 gesloopt en op de plaats staat nu een modern appartementencomplex met dezelfde contouren.
Rijksmonument
Vanwege de bijzondere parkaanleg heeft het hele landgoed met de kenmerkende bebouwing de status van rijksmonument. De Stichting Rust en Vreugd en daaraan verbonden stichtingen zijn eigenaar en beheren het landgoed., Net als de sociale nalatenschap van het echtpaar Van Ommeren. Vanaf 2019 wordt in samenwerking met de gemeente gewerkt aan een omvangrijk herstelplan. Het eeuwenoude park met zijn intieme wandelpaadjes en afwisselende weide- bosgebieden blijven zo beleefbaar.
Kasteel De Wittenburg
De geschiedenis van deze buitenplaats gaat terug tot het midden van de zestiende eeuw toen de familie Colff hier een boerderij had, de Colffmakerswoning.
Met de komst van de volgende eigenaar, de Delftse bierbrouwer Jan Pietersz. Hoefijzer, volgde de naamswijziging naar Hoefijzer. Zijn kleinzoon, Pieter Maartensz kocht de extra gronden Landsscheidingsweg tussen de Rijksstraatweg en de Zijlwetering om er rond 1635 een buitenplaats te stichten, inclusief siertuinen en een omgrachting rondom het hoofdhuis. Deze werd ‘Huis te Hoefijzer’ genoemd. Ook wanneer de familie Van Santen eigenaar is tussen 1651 en 1745 behield het buiten zijn formele tuinaanleg en hoorden er pachtboerderijen bij het landgoed.
Toen Hendrik van Leeuwen (1854-1823) eigenaar werd, werd het bezit ‘Groot Hoefijzer’ genoemd, ter onderscheid van de boerderij aan de Laan van Koot, die ‘Klein Hoefijzer’ heette. Enkele jaren nadat de Heerweg (nu: Rijksstraatweg) een doorgaande verharde weg werd, liet Van Leeuwen in 1810 een nieuw toegangshek met daarnaast een theekoepel bouwen. Vlak daarbij verrees ook een tuinmanswoning met moestuinen. Het openbare gebruik van een van de oude doorgaande heerwegen over het landgoed kon daarmee vervallen, maar bestaat als interne weg nog steeds. Het vormde de entree van de buitenplaats aan de kant van de Zijdeweg. Het huis ligt dan ter hoogte van de Bloemcamplaan.
Cornelius Schiffer van Bleyswijk (1793-1873) was sinds 1848 eigenaar en had een omvangrijke kunstcollectie. Bij de renovatie van het huis werden de gevels wit gepleisterd en voorzien van kantelen, waardoor het een middeleeuws kasteelachtig uiterlijk krijgt. Mogelijk kreeg het toen de toepasselijk naam ‘Witten Burg’. Een tuinaanleg in een meer romantische landschappelijke stijl hoorde daarbij. De langgerechte waterpartij kreeg een slingerachtig verloop en mondde voor het huis uit met in het midden een eiland. De woeste duingronden werden vergraven en aan het einde van de interne Heerweg werd een heuvel opgeworpen met uitkijktoren in neogotische stijl.
Rond 1875 werd Cornelis Jan van der Oudermeulen (1838-1904) eigenaar van de ‘Witten Burg’ en voegde hij deze samen met Oud Wassenaer en Rust en Vreugd. Nadat hij in 1876 het huidige Kasteel Oud Wassenaar liet bouwen, komt de ‘Witte Burg’ in 1897 in handen van jonkheer Helenus Marinus Speelman (1857-1909). Het hoofdhuis is dan inmiddels gesloopt. Meer centraal in het bos, langs de slingerende waterpartij liet hij een nieuw hoofdhuis bouwen naar een ontwerp van J.J. van Nieukerken, Hij had al eerder de stadshuizen verbouwd voor Speelman en zijn echtgenote, Sophie Adrienne barones Sloet van Oldruitenborgh (1860-1941).
Samen met zijn zoons Marie (1879-1963) en Johan (1885-1962) ontwierp Van Nieukerken een kasteelachtig landhuis in de zogenaamde Hollandse neorenaissancestijl. Deze was te herkennen aan de ambachtelijke, historiserende manier van bouwen. De kamers werden elk in een andere stijl ingericht met deels van elders afkomstige interieuronderdelen. Door dit middeleeuws aandoende uiterlijk heet het landhuis sindsdien “Kasteel De Wittenburg’.
Het koetshuis is een kopie van een exemplaar dat bij kasteel Zuylenstein staat, een buitenplaats bij Utrecht waar de familie Speelman enige tijd heeft gewoond. Het echtpaar Speelman was nauw betrokken bij het bouwproces. Het kwam meerdere keren voor dat de bouw stilgelegd werd omdat de bouwtekeningen aangepast moesten worden en werkzaamheden anders uitgevoerd moesten worden.
De vooraanstaande tuinarchitect Henri Copijn (1842-1923) ontwierp op het voorplein van het huis en directe omgeving een tuin in de Nieuwe Architectonische Tuinstijl als overgang naar het landschappelijk gedeelte daarbuiten. Van deze gemengde tuinstijl resteren de twee open weiden en de rondwandelingen aan de oostzijde van het park. Ook is de ijskelder aan de voet van de heuvel bewaard gebleven, die nu een overwinteringsplek voor vleermuizen is.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen de Duitsers het kasteel in. Nadat de oorlogsschade werd hersteld, opende eind 1963 Kasteel de Wittenburg haar deuren voor gasten. Sinds die tijd is het in gebruik als hotel-restaurant. Het monumentale historische pand is de loop der jaren nauwelijks veranderd. De gehele buitenplaats, zowel de gebouwen als het park hebben de status van rijksmonument. Het grootste deel van het park is openbaar toegankelijk.
In de vorige editie ontbrak nog een bredere historische geschiedschrijving voor onder meer archeologie, militair erfgoed en gedenktekens. Bovendien ontbrak een analyse van de kernkwaliteiten en -waarden, als voorbereiding voor de op te stellen Omgevingsvisie en het Omgevingsplan. Dat is nu aangevuld en met deze versie heeft Wassenaar een grote stap gezet als voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.
We kunnen met recht trots zijn op onze unieke gemeente.