Het verhaal van Wassenaar

Het Verhaal van Wassenaar; de historie van landschap, stedenbouw en architectuur 

Het Verhaal van Wassenaar beschrijft de boven- en ondergrondse historie van landschap, stedenbouw en architectuur In Wassenaar. Het verhaal van Wassenaar is voor iedereen die belangstelling heeft voor de geschiedenis van Wassenaar. Het Verhaal toont de kracht van landschap, stedenbouw en architectuur voor andere sectoren, zoals het aantrekkelijke vestigingsklimaat, economie, toerisme en recreatie, en dorpsmarketing. Het Verhaal biedt de basis om de unieke kwaliteiten toekomst te geven: door de kwaliteiten te kennen kunnen we ze veiligstellen, uitdragen en er zorgvuldig mee omgaan. Het Verhaal is nooit af, de geschiedenis is nooit klaar. 

Buitenplaats Backershagen

Backershagen kent een lange, rijke geschiedenis. Het landgoed is ontstaan uit een viertal boerderijen, die naast elkaar lagen tussen de Rijksstraatweg en de Zijlwatering. Van de meest noordelijke, en tevens oudste boerderij, gaan de schriftelijke bronnen terug tot 1359. Eind zeventiende eeuw is deze boerderij afgebroken. Ten zuiden hiervan lag een vermoedelijk zestiende-eeuwse boerderij, die in 1681 is aangekocht door de Amsterdamse medicus Joannes van Wassenaar (1637-1681). Hij overlijdt nog in hetzelfde jaar. Zijn weduwe, Elisabeth van Moor (1637-1723) gebruikt de herenkamer van de boerderij als buitenverblijf. Een aanwijzing hiervoor zou zijn dat ten noorden ervan een visvijver lag en er was een grote boomgaard. Dat maakt het meer dan een gewone boerderij. Als verpachtster kon Elisabeth behalve van de gezonde buitenlucht ook genieten van de verse producten die haar boerderij voortbracht. Zo werd de basis gelegd voor de buitenplaats die zich hier zou ontwikkelen.

Mr. Cornelis Backer

Na haar overlijden in 1723 gaat haar nalatenschap naar drie kleinkinderen. Een van hen, Maria Clara van Hagen (1703-1765), trouwt in hetzelfde jaar met de Amsterdamse regent mr. Cornelis Backer (1693-1775). Door uitkoop van beide zwagers en aankoop van de landerijen in 1728, die grenzen aan De Paauw, is Backer in staat een ruim formeel park met een geometrische structuur aan te leggen. De genoemde visvijvers zouden er deel van uitmaken. Ook werd een met bomen beplante oprijlaan naar de Rijksstraatweg aangelegd. De entree wordt gemarkeerd door het nog bestaande smeedijzeren toegangshek met de naam Backershagen; een samenvoeging van hun beider achternamen: Backer-Hagen. Voor de boerderij plaatsen ze een ondiep voorhuis, waardoor de boerderij meer de allure van een buitenhuis krijgt. 

Belangstelling voor moestuinen en vogels

Veel belangstelling heeft het echtpaar voor het tuinieren. Dat blijkt onder meer uit de grote moestuinen met kassen aan weerszijden van het huis. Hier hield Backer zich bezig met het kweken van ananassen en perziken. Dit past binnen de toenmalige groeiende belangstelling voor exotische gewassen. Opmerkelijk is ook de aanwezigheid van een zeer grote volière naast het huis. Behalve uiteenlopende soorten inheemse vogels worden er exotische vogels gehouden. Er is zelfs naast meerdere tuinlieden, een ‘phasantier’, of te wel dierenverzorger in dienst. Uniek is dat sommige onderdelen in de parkaanleg na bijna 300 jaar nog steeds herkenbaar zijn. Denk daarbij aan de waterkom met een verhoging waarop twee zeer oude, geknotte lindenbomen staan, evenals de structuur van de moestuinen en natuurlijk het toegangshek. 

Na het overlijden van hun ouders kochten de twee kinderen Backer, Willem Jan (1744-1780) en Clara Elisabeth (1746-1818) in 1772 de twee zuidelijke boerderijen aan. De een heette de Capoenswoning, naar Jacob Capoensz, die sinds 1403 eigenaar was. Rond 1610 is deze boerderij afgebrand en voegde de Haagse advocaat, Reynier van Persijn, het land aan zijn grondbezit toe. Hij is op dat moment namelijk al eigenaar van de vierde en meest zuidelijke boerderij, die heel toepasselijk Persijnswoning werd genoemd.

Park in vroege landschapstijl

De twee vrijgezelle kinderen hebben de belangstelling voor het tuinieren en buitenleven van hun ouders meegekregen. In 1772 voegen zij 19 hectare grond toe aan Backershagen om zelf een park te ontwikkelen volgens de toenmalige mode van de vroege landschapstijl. Het wordt een park vol verrassingen met een ingewikkeld slingerend padenpatroon en bosbeekjes, evenals open weides en een hertenkamp. Het is wederom uniek dat deze eeuwenoude structuren, evenals enkele gebouwde onderdelen, waaronder de theekoepel, de hermitage grot en het hertenhuisje, bewaard zijn gebleven. Nog eenmaal in 1798 koopt Clara gronden aan ten noorden van het landgoed, zodat de gronden zich uitstrekken tot aan de Schouwweg. Met haar overlijden in 1818 sterft deze tak van de familie Backer uit en wordt het landgoed geveild. 

Een volgende fase in de ontwikkeling van Backershagen vindt plaats als jhr. Mr. Jan de la Bassecour Caan (1786-1842) eigenaar is. Hij laat het woonhuis verbouwen en legt een voorpark in landschapsstijl aan naar ontwerp van J.P. Zocher jr. Er komen brede zichtassen richting de weg en de beide waterpartijen aan de noordzijde van het huis worden tot een geheel vergraven.

Prins Frederik der Nederlanden

Vanaf 1846 maakt Backershagen deel uit van een enorm landgoed dat prins Frederik der Nederlanden weet te verwerven in Voorschoten en Wassenaar. Het gaat een geheel vormen met De Paauw, Raaphorst, Eikenhorst, Ter Horst en Groot Haesebroek. De prins geeft de Duitse landschapsarchitect Eduard Petzold opdracht de parken via wegen met elkaar te verbinden en enkele aanpassingen door te voeren. Zo wordt de Hertenkamp verplaatst naar het noordelijk deel van Groot Haesebroek. De bouwkundige onderdelen ontwerpt de hofarchitect van de prins, Hermann Wentzel (1820-1889). Het gaat om bruggen en een keermuur bij de hermitage. Hij verbouwt het hertenhuisje. Het wordt een pittoresk speelhuisje voor de jongste dochter van prins Frederik, prinses Marie (1841-1910). Ook het hoofdhuis, dat vooral als gastenverblijf is bestemd, geeft Wentzel een meer representatieve uitstraling.

Uiteenvallen Backershagen

Na het overlijden van prins Frederik in 1881 erft prinses Marie zijn bezittingen. Met uitzondering van De Paauw en Backershagen verkoopt zij haar bezit. Na haar overlijden in 1910 valt Backershagen uiteen in zes forse kavels. In de open ruimten van het oude park worden villa’s gebouwd als eigentijdse eilandjes in een historisch ensemble. Helemaal in het noorden, tussen het huis Backershagen en De Paauw, ligt Beukhaghe. De witte villa uit 1913 heeft de bijnaam ‘Het huis met het blauwe dak’.

Bouwen van Meyland en Wiltzangk

Kort na elkaar zijn vanaf 1912 de villa’s Meyland en Wiltzangk in Engelse landhuisstijl gebouwd door de Rotterdammer Frits Weise en zijn familie. Het ontwerp van de tuinen is van de destijds toonaangevende tuinarchitect Dirk Tersteeg. Tersteeg combineert twee stijlen: dichtbij de villa een geometrische stijl met een duidelijke middenas; en daaromheen een meer landschappelijke stijl. Meyland ligt op de weiden aan de rand van de oude parkzone van Backershagen. Mogelijk komt daar de naam Meyland vandaan: (hooi)weiden. Deze villa is tegenwoordig de residentie van de ambassadeur van India, terwijl Wiltzangk dat voor Iran is; beide rijksmonumenten zijn bijzondere samenhangende ensembles, maar niet toegankelijk. 

Huize Ivicke

Dat geldt ook voor de vijfde villa, Huize Ivicke. Dit rijksmonument ligt aan de andere zijde van de Rust en Vreugdlaan. Het landhuis uit 1913 is een vrij getrouwe kopie van het achttiende-eeuwse ‘Eremitageslottet’, een jachtslot dat ten noorden van Kopenhagen ligt. Rond het huis ligt een meer formele tuin, terwijl eromheen de oude achttiende-eeuwse parkaanleg van Backershagen behouden is. Tot slot is op Backershagen het niet voltooide buiten De Hartenkamp herkenbaar. Er resteren meerdere dienstwoningen, tuinmuren van het moestuinterrein en twee toegangshekken. Deze laatste staan aan de zijde van de Rijksstraatweg en aan de Backershagenlaan; elk voorzien van de naam De Hartenkamp.

Backershagen wordt in de jaren ’10 en ’20 van de twintigste eeuw bewoond door mr. Allart G.N. Swart. Hij verplaatst de entree naar de Backershagenlaan, waarna dit parkdeel een landschappelijke aanleg krijgt naar ontwerp van Leonard A. Springer (1855-1940); ten zuiden hiervan verrijst vanaf 1937 het Rijnlands Lyceum.  In 1974 brandt het landhuis op Backershagen volledig uit. Pas in 1984 wordt gestart met de bouw van een appartementencomplex, waarvan de hoofdvorm verwijst naar het hoofdhuis zoals het er rond 1850 stond. Een nieuwe toevoeging zijn de twee grote appartementencomplexen aan weerszijden van het voorplein.

Aankoop door de gemeente

In 1955 koopt de gemeente Wassenaar het park De Hartenkamp en delen van Beukhaghe, Backershagen en Wiltzangk. Samen met delen van De Paauw, Rust en Vreugd en Wittenburg worden het geheel in 1961 opengesteld als een groot wandelpark. Het vrijwel aangesloten gebied met zijn hoge erfgoed- en natuurwaarden staat nu bekend als de Wassenaarse Landgoederenzone. De appartementencomplexen en de onmiddellijke omgeving van de gebouwen is particulier bezit en niet toegankelijk. Behalve de verschillende monumentale onderdelen heeft ook het gehele park van Backershagen de status van rijksmonument.

In de vorige editie ontbrak nog een bredere historische geschiedschrijving voor onder meer archeologie, militair erfgoed en gedenktekens. Bovendien ontbrak een analyse van de kernkwaliteiten en -waarden, als voorbereiding voor de op te stellen Omgevingsvisie en het Omgevingsplan. Dat  is nu aangevuld en met deze versie heeft Wassenaar een grote stap gezet als voorbereiding op de komst van de Omgevingswet. 

We kunnen met recht trots zijn op onze unieke gemeente.

Het verhaal van Wassenaar